Een auto stopt naast
me, het raampje gaat open. ‘Sind Sie Pilger?’ Als ik ja knik: ‘Hier na veertig
meter staat een picknickbank bij ons dorpshuis, ga daar maar lekker pauzeren’.
Even later rijdt de man weer langs om te checken of ik zijn plekje gevonden
heb, en komt me trots rondleiden in de dorpskerk: ‘Kijk, alles hebben we zelf
gerestaureerd! ‘
Een van de vele ontmoetingen onderweg. Het zijn vooral de
oudere mannen die op straat zijn en een praatje komen maken. Waar of je dan
vandaan komt, hoe ver je loopt, maar vooral ook zelf vertellen over hun dorp,
hoe oud ze zijn, hoe het vroeger was. Of hoe het hondje heet.
Dit najaar liep ik een deel van de Ökumenische Pilgerweg.
Het is een vrij onbekende pelgrimsweg door het zuiden van de voormalige DDR, die
vanaf de Poolse grens na 420 kilometer aansluit op de verdere wegen naar
Santiago. Uniek aan deze weg is dat er een keten van kleine herbergen voor is
opgezet. Onderweg kun je overnachten in kerken of in gebouwtjes die bij de kerk
horen. Eenvoudige, maar vaak sfeervolle onderkomens met matrassen, een toilet
en wasgelegenheid, en vaak ook een keukentje, een douche en wat etensvoorraad.
Het verschilt per plaats. Je geeft een donatie van meestal tien euro voor een
slaapplek. Je kunt niet reserveren maar belt wel even van tevoren met een van
de vrijwillige beheerders zodat je weet of je terecht kunt. De route is
gemarkeerd en er zijn diverse boekjes bij te verkrijgen.
Ik liep in september tussen Leipzig en Erfurt, dat is
ongeveer 125 kilometer. Een heel rustige tijd met slechts enkele pelgrims per
week. In de zomer zijn het er meer maar het is nooit druk op deze weg. De
markering kan er mee door, zou nog wel beter kunnen, zoals niets heel gelikt is
op deze route. Het geeft ook charme dat niet alles perfect geregeld is. En je
bent niet in de wildernis, je komt niet om. Ik vond vooral de kilometers in het
groen heerlijk, dan is het vaak ook echt stil. Net als op elke route zijn er
fijne en stomme stukken, zeker omdat er vrij veel asfalt bij is met soms druk verkeer.
Veel geschiedenis is er te zien onderweg; van verlaten collectieve boerderijen
tot statige landhuizen, en naast een verdwaalde meurende Trabant nog fraaie oude
Russische auto’s. Maar ook de ludieke garages van de Freiwillige Feuerwehr; de
enorme percelen met tuinhuisjes en volkstuinen waar de mensen vanouds
ontsnappen aan hun grauwe flatwoningen uit de DDR-tijd.
Ik hou wel van zo’n vrijbuiterroute. Waar geen massa’s
lopen, waar kleine verrassingen zijn, waar een trommeltje staat voor een gift, waar
het landschap je ruimte biedt. Een beetje aan de rand van Europa, zo voelt het.
Het deed me goed, twaalf dagen buiten, natuur, wind, zon, gesprek en stilte. Ik
kwam een tekst tegen onderweg in een herberg: ‘Dat je maar jezelf mag ontmoeten
hier, waar het vreemde je omgeeft. En dat je dan jezelf een thuis, een Heimat
bent.’